Algemene vakbegrippen

Aanlijnmogelijkheid

In tegenstelling tot de term technische aanlijnvoorziening wordt met het begrip aanlijnmogelijkheid een stabiele onderconstructie aangeduid die geschikt is voor de tijdelijke bevestiging van persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen (PBM tegen vallen). In de DGUV Regel 112-198 “Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen” staat letterlijk: “Aanlijnmogelijkheden aan onderdelen van bouwkundige constructies zijn tijdelijk gebruikte punten voor het bevestigen van persoonlijke valbeveiligingssystemen”. Als voorbeelden worden hier liggers en buizen genoemd, maar ook betonnen en houten balken. Deze laatste worden bij werkzaamheden op het dak vaak voorzien van een bandlus, waaraan de medewerkers zijn PBM's vastmaakt. Voor het gebruik van stabiele buizen zijn verbindingsmiddelen met speciale buishaken verkrijgbaar. Dankzij de grotere opening kunnen deze direct op de buis worden geplaatst en worden ze daarom bijvoorbeeld regelmatig ingezet in de steigerbouw.

Eisen aan aanlijnmogelijkheden

Onderconstructies worden als sterk genoeg beschouwd voor één persoon en kunnen worden gebruikt voor tijdelijke bevestiging van valbeveiliging als ze bestand zijn tegen een geïnduceerde kracht van 6 kN - dat is de maximale waarde waarbij de (band-)valdemper van persoonlijke beschermingsmiddelen de krachten bij een val vermindert. Voor iedere bijkomende beveiligde persoon moet er 1 kN worden bijgeteld. Volgens de Duitse wettelijke ongevallenverzekering geldt de volgende vuistregel: het ankerpunt moet ten minste 1 t dragen. Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat de bevestigde aanlijnvoorziening (bv. een bandlus) niet van de onderconstructie los kan komen of af kan glijden. Vrije uiteinden van buizen en liggers zijn daarom niet geschikt. Volgens DGUV Regel 112-198 mogen de al op de onderconstructie aanwezige haken alleen voor de bevestiging van PBM worden gebruikt als het gaat om goedgekeurde aanlijnhaken voor de valbeveiliging van personen.

Aanlijnverbindingselementen

Om een onderconstructie als valbeveiliging voor medewerkers te kunnen gebruiken, zijn vaak extra aanlijnverbindingselementen nodig, die niet per se deel uitmaken van de aanwezige PBM. De normaal gebruikte verbindingsmiddelen zijn bijvoorbeeld niet altijd voorzien van grotere karabijnhaken. Andere extra benodigde verbindingselementen zijn:

  • bandlussen/riemen voor liggers of balken;
  • karabijnhaken of haken met een grote opening voor buizen e.d.;
  • buishaken.

De keuze van het juiste verbindingselement is afhankelijk van de bestaande bouwkundige omstandigheden en de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd. In sommige gevallen kan een individuele risico-inventarisatie nodig zijn om te bepalen of de bestaande constructie geschikt is voor gebruik met persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen.