Algemene vakbegrippen
In ASR A2.1 worden dakvlakken en bouwconstructies gedefinieerd als doorvalveilig, wanneer deze stabiel genoeg zijn om te worden betreden door personen zonder dat zij gevaar lopen er doorheen te vallen.
Voorbeelden van constructies op daken die doorgaans niet doorvalveilig zijn, zijn:
Niet doorvalveilige daken mogen niet vrij toegankelijk zijn. Alleen speciaal geschoolde personen mogen toegang krijgen. Daarnaast moet er bij de toegang een duidelijk herkenbaar bord worden geplaatst met de mededeling dat alleen gemarkeerde looppaden betreden mogen worden. Deze kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als loopplatform.
Zo’n loopplatform moet bestand zijn tegen de verwachte belasting door personen en arbeidsmiddelen, minste 0,5 m breed zijn en voorzien van relingen of hekwerk aan beide zijden. Als een hekwerk aan beide kanten het werk zou belemmeren, is ook een hekwerk aan een zijde in combinatie met een geschikte aanlijnvoorzieningen mogelijk.
Als lichtkoepels of lichtbanden niet doorvalveilig zijn, moeten deze worden voorzien van een hekwerk, tijdens de werkzaamheden worden afgedekt of worden uitgerust met een onderspanning. Dat is ook het geval als looppaden door de gevarenzone van lichtkoepels of lichtbanden leiden. Concrete eisen aan niet doorvalveilige constructies zijn onder andere te vinden in DIN EN 4426.
Op basis van de risico-inventarisatie en -evaluatie kan ook worden besloten, looppaden en werkplekken bij niet doorvalveilige dakconstructies te beveiligen met aanlijnvoorzieningen in combinatie met persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen van hoogte.