Afzetting als valbeveiliging

Een afzetting is een collectief werkende voorziening. Hij waarschuwt personen voor het betreden van de gevarenzone. Als men de afzetting niet passeert, is een val naar beneden uitgesloten.

Wanneer worden afzettingen gebruikt?

Afzettingen worden gebruikt bij werkzaamheden op het dak of als looppaden langs gevarenzones liggen. Vaak is een valbeveiliging hier niet nodig, zolang er geen niet-dragende constructies zijn. Denk aan lichtkoepels, lichtstraten en lichtplaten, die niet doorvalveilig zijn. Om ervoor te zorgen dat iemand niet per ongeluk toch in of op de gevarenzone stapt, worden hier afzettingen gebruikt. Gebruik van PBM tegen vallen van hoogte is dan niet nodig, zolang de gevarenzone duidelijk is gemarkeerd en er alleen wordt gewerkt buiten de gevarenzone.

Om de afzetting veilig op te stellen is soms wel gebruik van PBM tegen vallen van hoogte noodzakelijk.

Wat kan er gebruikt worden als afzetting?

Volgens DGUV Informatie 201-054 kan een afzetting een hekwerk, een ketting of een kabel zijn. Afzetlint mag trouwens nooit worden gebruikt, omdat dit door wind in de gevarenzone kan waaien. De gevarenzone is dan niet duidelijk gemarkeerd. De afzetting moet signaalkleuren hebben. Een extra waarschuwingsbord kan wijzen op de gevarenzone.

Waar wordt een afzetting toegepast?

Een afzetting kan worden aangebracht op daken met een dakhelling van max. 22,5°. De minimumafstand tussen afzetting en valrand moet 2 m bedragen.  Als de werkplek in de veilige zone ligt is een afzetting of afbakening een eenvoudige en voordelige vorm van preventieve valbeveiliging. Als er wel in de gevarenzone moet worden gewerkt is een afzetting niet voldoende. Voor dit soort werkzaamheden is een geschikte valbeveiliging nodig.