DGUV - Duitse wettelijke ongevallenverzekering
De DGUV Regel 112-198 (vroeger BGR 198) bevat bindende eisen voor het “Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen”. In deze regel staat een overzicht van de onderdelen van persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen van hoogte en hoe ze moeten worden gemarkeerd en gecertificeerd.
De DGUV Regel 112-198 maakt onderscheid tussen vier types valstopsystemen:
Alle systemen zijn gebaseerd op de definitie dat een valstopsysteem een vrije val niet verhindert, maar de gebruiker opvangt om een dodelijke klap te voorkomen. Naast de valstopsystemen worden ook werkpositioneringssystemen beschreven.
Naast een opsomming van de vereiste markeringen op de PBM geeft deze DGUV regel een goed overzicht van de verschillende toepassingssituaties en de in acht te nemen minimum afstand tot de grond. In principe geldt dat de vereiste minimumafstand tot de grond wordt berekend op basis van de som van alle bij een val relevante en systeemveranderende componenten plus een veiligheidsafstand tot het volgende niveau
Daarnaast omvat de regel aanbevelingen voor het combineren van verschillende componenten van de uitrusting. Zo wordt er bijvoorbeeld op gewezen dat helmen met een 4-punts kinriem volgens DIN EN 397 beschermen tegen ernstig hoofdletsel door een val.
De levens- en gebruiksduur van PBM tegen vallen is beperkt. Om vast te stellen of veilig gebruik nog wel gewaarborgd is, is regelmatige inspectie door een deskundige noodzakelijk. Voor het uitvoeren van de inspectie is de ondernemer verantwoordelijk. Hoe vaak de inspectie gebeurt is afhankelijk van de (bedrijfs-)omstandigheden waarin de voorziening wordt gebruikt. De inspectie moet echter vóór het eerste gebruik en daarna minstens om de twaalf maanden gebeuren.