DGUV - Duitse wettelijke ongevallenverzekering

Uitrustingsklassen

In de ontwerpfase van aanlijnvoorzieningen worden met uitrustingsklassen verschillende maatregelen voor valbeveiliging bedoeld die specifiek op daken kunnen worden geïnstalleerd. Deze uitrustingsklassen worden gedefinieerd in DGUV Informatie 201-056.

Bij het plannen van valbeveiliging voor daken rijst de vraag welk type bescherming moet worden toegepast. Duidelijk is dat collectieve maatregelen altijd voorrang hebben voor individuele valbeveiliging (Duitse Arbowet). Maar net zo belangrijk is preventie (DGUV Voorschrift 1).

Welke uitrustingsklassen onderscheidt men?

De DGUV, de organisatie van de Duitse Wettelijke Ongevallenverzekering, maakt onderscheid tussen vier uitrustingsklassen.

Uitrustingsklasse 4

Werkplekken en looppaden zijn ingericht in overeenstemming met de geldende bouwvoorschriften voor de openbare ruimte. Eventueel zijn verdere voorschriften van toepassing, bijvoorbeeld voor vluchtwegen.

Bij uitrustingsklasse 4 mogen privépersonen het dak betreden.

Uitrustingsklasse 3

Valranden aan werkplekken en looppaden zijn beveiligd door collectieve veiligheidsmaatregelen. Hier kan een hek of randbeveiliging worden gebruikt.

Bij uitrustingsklasse 3 mag niet geschoold personeel het dak of de zone betreden. Er is geen instructie nodig. De toegang tot het dak moet apart worden beoordeeld.

Uitrustingsklasse 2

Valranden aan werkplekken en looppaden moeten worden beveiligd met horizontale aanlijnvoorzieningen. Hier kunnen passeerbaare kabelsystemen of railsystemen voor valbeveiliging worden gebruikt.

Bij uitrustingsklasse 2 mag alleen geïnstrueerd en vakkundig personeel het dak op. Kabel- en railsystemen maken het werken met een preventief werkend systeem voor werkpositionering mogelijk. Uitrustingsklasse 2 kan op bepaalde speciale plekken worden aangevuld met enkele ankerpunten.

Uitrustingsklasse 1

Valranden aan werkplekken en looppaden moeten worden beveiligd met enkele ankerpunten. Hier moeten de ankerpunten met een bepaalde afstand ten opzichte van elkaar en de valrand worden geïnstalleerd om het hele oppervlak te beveiligen.

Bij uitrustingsklasse 1 mag alleen geïnstrueerd en vakkundig personeel het dak op. Enkele ankerpunten bieden alleen de mogelijkheid van gebiedsbegrenzing op bepaalde punten. Bij werkzaamheden langs de valrand werkt het preventieve systeem niet. Hier is een val van hoogte mogelijk. De op de juiste manier gebruikte PBM tegen vallen van hoogte beperken de vangstoot op het lichaam en het ankerpunt absorbeert de energie. Zelfs bij correct gebruik van de PBM tegen vallen van hoogte is letsel niet uitgesloten. Het slachtoffer moet daarom zo snel mogelijk uit het harnas worden bevrijd.

Tijdelijke kabelsystemen voor valbeveiliging vallen onder uitrustingsklasse 1. Zij verhogen bij juist gebruik de veiligheid voor de gebruiker, maar maken geen onderdeel uit van de constructie.

Keuze van de juiste uitrustingsklasse

De keuze van de juiste uitrustingsklasse is afhankelijk van welke personen het dak of de zone betreden en hoe vaak ze dit moeten doen.

  • 1: Enkele ankerpunten
  • 2: Permanent geïnstalleerde kabel- of railsystemen voor valbeveiliging met passeerbare tussenhouders.
  • 3: Omlopende randbeveiliging (bijv. hekwerk)
  • 4: Ontwerp volgens voorschriften voor de openbare ruimte
 Lage
gebruiksfrequentie
Middelhoge
gebruiksfrequentie
Hoge
gebruiksfrequentie
Geïnstrueerd*
vakpersoneel
123
Niet geïnstrueerd
personeel
333
Openbaar /
privé-personen
444
*Basis voor instructie is DGUV Regel 112-198 (Gebruik van PBM tegen vallen van hoogte) in combinatie met een reddingsplan.

De gebruiksfrequentie verschilt van dak tot dak en moet worden bepaald aan de hand van een RI&E.

In principe geldt dat hoe vaker het dak wordt gebruikt voor werkzaamheden, hoe hoger de gebruiksfrequentie is.