Collectieve valbeveiliging

Opvangvoorziening

Een opvangvoorziening is een collectief werkende technische voorziening ter bescherming tegen een dodelijke val.

In de Technische regels voor werkplekken ASR A2.1 wordt de opvangvoorziening gedefinieerd als een voorziening die duurzaam werkt en zo personen bij een val zonder hun toedoen opvangt. Verder vallen wordt zo voorkomen. Een opvangvoorziening kan bijvoorbeeld een vangnet, beschermingswand of veiligheidssteiger zijn.

Waar moet u op letten bij het aanbrengen van opvangvoorzieningen?

Bij het beveiligen van vlakken met een helling onder 22,5° door collectieve opvangvoorzieningen moeten volgens DGUV Voorschrift 39 bepaalde maximale hoogteverschillen worden aangehouden tussen valrand resp. werkplek of looppad en opvangvoorziening:

  • ligger-, console- en hangsteigers: 3 m
  • dakvangsteigers: 1,5 m
  • andere veiligheidssteigers: 2 m
  • vangnetten: 6 m

Wordt er gewerkt op een vlak met een helling tussen 22,5° en 60° en bestaat daarom gevaar voor uitglijden, mag de gebruikte opvangvoorziening zich niet meer dan 5 m onder de werkplek of het looppad bevinden.

Bij het gebruik van de verschillende opvangvoorzieningen moeten ook verder bepaalde eisen in acht worden genomen.

Een preventieve bescherming gaat altijd voor een opvangvoorziening!

Redding

Ook na een val in een steiger of vangnet moet er rekening worden gehouden met letsel. Vaak zal het zo zijn dat het slachtoffer zich niet zelf kan bevrijden uit deze situatie, Een ondernemer moet dus ook als er opvangvoorzieningen worden gebruikt een reddingsplan  beschikbaar hebben. Dit wijkt op een groot aantal punten af van het reddingsplan voor het gebruik van PBM tegen vallen van hoogte.

Zo moet er bijvoorbeeld rekening mee worden gehouden dat er een reddingsharnas voor het slachtoffer is, omdat hij of zij anders niet kan worden gered.